Trouw 24-03-06
Politiechef: ‘ voor beroemdheden gelden andere criteria’
door Hélène Butijn
Lezersreacties op dit artikel (15) geef uw reactie
Justitie treuzelt bij de strafrechtelijke vervolging van bekende Nederlanders. Dat bemoeilijkt de opsporing en bovendien dreigt ’het risico van rechtsongelijkheid’.
Dat stelde recherche-chef van de Amsterdamse politie W. Woelders gisteren op het congres ’Tien jaar na Van Traa’ in Rotterdam.
Het OM beslist altijd voortvarend over de vervolging van verdachten, zei Woelders. Maar als het om beroemdheden gaat, zoals ’bekende vastgoedjongens’, „merk ik dat er andere criteria gelden. Dan lijkt een officier van justitie ineens niet meer zelfstandig te kunnen beslissen.” Dan wordt de top van het OM geraadpleegd en waarschijnlijk zelfs minister Donner. Maar het is niet zo dat het OM afziet van vervolging als iemand bekend is, zei Woelders. Hij schetste –geanonimiseerd– één geval, waarin een advocaat gestolen informatie kreeg van een crimineel. Het overleg binnen het OM over vervolgstappen duurde zo lang, dat het voor de politie te laat werd om met succes de telefoon te tappen.
De uitlatingen van Woelders zijn opmerkelijk gezien de recente ophef over advocaat A. Moszkowicz. Zijn naam komt voor in het strafdossier tegen zijn cliënt Willem Holleeder. Moszkowicz zelf is, voor zover bekend, geen verdachte. Op de suggestie van een toehoorder dat de aarzeling bij het OM misschien ’mr. M.’ betrof, reageerde Woelders niet.
Bij de vervolging van bijvoorbeeld advocaten en notarissen moet Justitie extra zorgvuldig zijn, schrijft de wet voor. Daar staat Woelders achter. Maar onderzoeken tegen bekende Nederlanders worden nodeloos vertraagd door aarzelingen, ingegeven door angst de mist in te gaan. De druk vanuit de politiek en de media is groot. „Bij ons is dit een paar keer voorgekomen. Ik krijg er kromme tenen van. Want Jan-met-de-Pet die gaat wel gewoon meteen.”
Woelders en zijn korpschef B. Welten hebben bij de top van het OM hun ongenoegen hierover geuit, zegt hij. Daar werd vastgesteld dat de politie „niet het gezag is” en slechts „moet uitvoeren”.
Betoog van recherche-chef past naadloos bij Van Traa
Trouw 25-03-06
door Hélène Butijn
Het OM talmt uit angst voor missers, soms nodeloos bij de vervolging van beroemdheden, zoals ’bekende vastgoedjongens’.
Waar Jan-met-de-pet direct wordt getapt als hij wordt verdacht van strafbare zaken, kan het besluit om dat te doen bij een beroemdheid lang op zich laten wachten. Afgeblazen worden zaken niet, maar het kan de opsporing belemmeren. En bovendien dreigt rechtsongelijkheid.
Dat schetste recherche-chef Willem Woelders van de Amsterdamse politie. Hij stelde op het congres ’Tien jaar na Van Traa’: ’Alle richtlijnen en procedures beschermen een aantal beroepsgroepen zo vergaand, dat het bijna onmogelijk wordt de eventuele rotte appels aan te pakken. Er is hierdoor bijna sprake van rechtsongelijkheid in Nederland.’
Hij had geen passender gelegenheid kunnen kiezen dan juist dit congres. In het rapport van de parlementaire enquêtecommissie Van Traa werd de zware criminaliteit in Nederland beschreven en werden opsporingsmethoden kritisch onderzocht. Het rapport leidde tot ingrijpende veranderingen.
Bijzondere opsporingsmethoden werden vastgelegd in de wet. Maar het rapport was ook een impuls voor een nieuwe manier van criminaliteitsbestrijding. Het puur en alleen oppakken van boeven of in beslag nemen van gesmokkelde drugs blijkt niet genoeg. Belangrijker zijn de achterliggende structuren: waar geven criminelen hun ’foute’ geld aan uit en wie helpt ze daarbij? Hoe maakt de criminele wereld gebruik van de legale wereld?
Vanuit die visie werken politie en justitie nu samen met partijen als gemeente, fiscus, corporaties en de economische controle dienst (ECD). Die zoektocht leidt naar dubieuze beleggingen, panden die misdadigers met crimineel geld kopen, (huur)woningen waar ze slachtoffers van mensenhandel onderbrengen. Korpsbeheerder Job Cohen van Amsterdam roemde de resultaten van het ’Van Traa-team’, dat tientallen panden heeft onttrokken aan crimineel gebruik en nu volop roert in twijfelachtige horeca-, prostitutie- en speelautomaten-bedrijven.
Het is vanzelfsprekend dat politie en justitie in het verlengde onderzoeken of er dubieuze dienstverleners zijn. Voor criminelen zijn adviezen van accountants, bankiers, advocaten of notarissen van grote waarde. Ook vanwege het verschoningsrecht, signaleerde Van Traa al. Dat recht bepaalt dat de inhoud van het contact tussen cliënt en advocaat geheim moet blijven, omdat alleen zo een goede verdediging mogelijk is.
Justitie deed onderzoek naar bankier Willem Endstra en naar advocaat Evert Hingst. Maar voordat het tot een proces kon komen werden zij vermoord. De naam van advocaat Bram Moszkowicz dook onlangs op in het strafdossier tegen Willem Holleeder. Hij zou zeer nauwe banden hebben met zijn cliënt. Moszkowicz ontkent dat die banden te nauw zijn en voor zover bekend is hij geen verdachte. Dan is er nog de zaak van ex-rechercheur Hans van E., die zijn advocaat Nico Meijering zou hebben getipt over een politie-inval. Meijering ontkent.
Wie deze zaken beschouwt, ziet het betoog van Woelders als een oproep: het verschoningsrecht is bedoeld om verdachten rechtszekerheid te bieden, niet als schuilplaats voor criminele zaken. En justitie moet vervolgen zonder aanziens des persoons. Of een verdachte loodgieter is of vastgoedondernemer, of hij geld heeft of niet en of hij grijze muis is of bekend in Nederland.