Ik wilde een relaxte avond, maar ik moest nog wel even eten halen. Op weg naar de roti-boer voelde ik al Iets in de lucht hangen. Ik zag overal Actietypes rondlopen (waar ik er aardig wat van ken). Nu lopen die sowieso veel rond in de Pijp, maar nu waren het er meer dan normaal. En vooral rond een café dat niet bij hun hoorde. Ik zag een surveillancewagen. Mijn licht deed het niet, dus ik fietste om. Ik zag nog meer politie.
Bij de rotiboer had ik een leuk gesprek met Rotiboer Himself, de hele tijd dat ik op mijn bestelling moest wachten. De tijd vloog om en Rotiboer Himself gaf me mijn roti bijna mee zonder betalen. Ik was eerlijk, hij was het vergeten. Ik fietste langs juppen, die scholden op uitkeringstrekkers. “Wel zeuren en intussen lekker uitkering blijven trekken. Krijg toch de Schipholtering!” De Schipholtering. Ik verwonderde me over het nieuwe woord en concludeerde dat hij waarschijnlijk schimmeltering zei, dat ik het verkeerd had verstaan. Ook een nieuw woord, maar wel logischer.
Net nadat ik deze conclusie had getrokken, fietste ik regelrecht een spandoek in. “Geen ontruiming voor leegstand,” luidde het spanddoek. Ik glimlachte naar de grimmige Actietypes die erachter stonden en fietste er omheen. Ik stapte af en liep naar T. toe, die ik al ken vanaf de tijd dat het nog een Onschuldig Schatje was, dat met Turtles speelde en de nieuwe gitarist van Guns n’ Roses wilde worden. “Wat wordt er ontruimd dan?” “Neuh, we hebben iets herkraakt,” zei T. “En ik waarschuw je maar even: er komt véél politie aan.” “Mij slaan ze toch nooit. Ik heb maar één keer klappen gehad,” zei ik en ging op de stoep mijn roti eten.
Mijn connectie nr 1 was nowhere to be seen. T. wist ook niet waar ie was. De sfeer was grimmiger dan ik hem ooit had meegemaakt. De krakers wrikten stenen uit de straat. Ze wierpen barricades op. Langs de steiger voor het herkraakte pand slingerden zich enkelen naar boven. Twee agenten die te dichtbij kwamen, kregen een verfbom op zch af. De krakers joelden en schreeuwden aggressief richting de agenten. De wijkagent kreeg een waterbom op zijn pet. Gelach uit de menigte.
Een stratenmaker stond erbij te kijken Hij pakte een baksteen op en liet hem aan een vriend zien. “Dit is nou een type X baksteen. Die heb ik in de hele buurt gelegd.” “Ja, en daar komt narigheid van, zie je wel?” grapte de vriend. Andere buurtbewoners liepen zenuwachtig langs en leverden commentaar. “Ze zijn echt gèèèk!” zei een meisje. “Dit is wel aggressiief hoor,” zei een Amsterdamse dame. “De vorige keer viel het wel mee, maar nu… zo heb ik het niet meer meegemaakt sinds de jaren zestig.” ( ze zal de jaren tachtig bedoeld hebben)
Ik deed mijn plicht en belde een persbureau waar ik voor heb gewerkt. Via K. achterhaalde ik het nummer van de woordvoerder. Nu kon ik nr 1 bellen en vragen waar ie uithing. Hij deed geheimzinnig en dirigeerde me naar een tramhalte. Daar stond hij Op Wacht, goed gecamoufleerd in een spijkerbroek en een witte jas. “Ik doe alsof ik op de tram wacht, maar eigenlijk bel ik door hoeveel politie er aankomt.” Hij wees naar de overkant. “Dat zijn stillen, zie je?” Ik bekeek een paar verre gedaanten en knikte. Het hadden net zo goed nieuwsgierige toeschouwers kunnen zijn, maar mijn broertje wist vast wel waar hij het over had.
Even later kwam W. bij ons staan en een praatje maken. “Oh, ik heb zo’n zin om er nu tussen te staan.” Zijn telefoon ging. “Weet je het zeker? Wie heeft dat gezegd?” Hij keek nr 1. aan. “Ze gaan vandaag in ieder geval niet meer ontruimen, zegt A. Die heeft het van S. en die heeft het ook weer van iemand anders. We kunnen weg.” Na wat heen en weer gebel liep ik met de jongens mee naar een kraakkroeg. De één na de ander druppelde triomfantelijk binnen. “Ze waren echt bang! Er word gegooid, terug terug! hoorden we op de scanner!” “Ze wisten niet wat ze ermee aanmoesten!” Er werd gediscussieerd over wanneer de laatste keer was geweest dat er zo’n sfeer hing. “Niet meer sinds de jaren tachtig.” vond de één. “Nou, toen bij de tweede herkraak vande Cinetol was het ook zo,” zei nr 1. K. vertrouwde me toe dat het niet de bedoeling was om écht met stenen te gooien. “Ze lagen wel klaar, en daar schrokken ze al van. Er is zelfs niet met verf gegooid.” Ik moest hem vertellen dat ik wel degelijk een verfbom had gezien.
Een uurtje later nam ik nr. 1 mee naar de videotheek. We zochten twee films uit en gingen bij mij thuis kijken. Om twee uur ‘snachts ging hij weer naar huis. Zo eindigde de avond toch nog ontspannen.